Nederland moet stoppen met aankopen bij de Israëlische wapenindustrie

Producten die het Nederlandse leger kocht bij fabrikant Elbit zijn uitgetest in de bezette Palestijnse gebieden. Dat zou aanleiding moeten zijn voor politici om aan die import een eind te maken, vinden Jan Pronk, Laurens Jan Brinkhorst en Koos van Dam.

Opinie De Volkskrant 22 februari 2021Activisten van Extinction Rebellion North en Palestine Action protesteren buiten de Elbit Ferranti-fabriek in Waterhead, Oldham in Noordwest-Engeland,1 februari 2021. Beeld AFP

Activisten van Extinction Rebellion North en Palestine Action protesteren buiten de Elbit Ferranti-fabriek in Waterhead, Oldham in Noordwest-Engeland, 1 februari 2021. Beeld AFP

Vanwege de onderdrukking van de Palestijnen staat Nederland al twintig jaar vrijwel geen wapenexport naar Israël toe. Dan is het weinig consequent om wel op grote schaal Israëlisch defensiemateriaal te kopen voor de Nederlandse krijgsmacht – vooral wanneer deze wordt aangeprezen als ‘fully battle-proven’. Hoog tijd dat Defensie stopt met het steunen van een industrie die groot is geworden ten koste van de Palestijnse bevolking die al decennialang leeft onder Israëlische bezetting.

De afgelopen maanden heeft het Nederlandse leger een serie contracten afgesloten met Elbit, een van ­Israëls grootste wapenfabrikanten. Half december ging het om een 3-jarig contract ter waarde van 45 miljoen euro voor militaire radio’s in het kader van het Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS), waarin Elbit een sleutelrol speelt. Diezelfde dag werd ook een order van 12 miljoen euro voor 4.300 nachtzichtbrillen voor gevechtshelmen van de ­Nederlandse landmacht en marine geplaatst.

In januari kwam daar nog een order van 20 miljoen euro bij voor computers aan boord van landmachtvoertuigen. Het kwartet werd deze maand volgemaakt met een contract voor Elbits Iron Fist systemen voor gevechtsvoertuigen van de landmacht: 68 miljoen euro.

Elbit liet in een persbericht weten dat het Nederland als afzetmarkt bij uitstek ziet. Dat is niet voor niets, want Nederland heeft de afgelopen twintig jaar geregeld grote orders bij de Israëlische wapenindustrie geplaatst. De politie heeft twee jaar terug een cyber intelligence-systeem van Elbit gekocht. Naast de militaire hardware is de ‘veiligheidsindustrie’ de laatste jaren sterk in opkomst, ­eveneens met een achtergrond van Palestijnse repressie. Voor het onderhoud van F-16 gevechtsvliegtuigen opende Elbit in 2011 een vestiging op de vliegbasis Woensdrecht.

Begin deze eeuw zorgde de aankoop van Spike antitankwapens van fabrikant Rafael nog voor bezwaren van D66, GroenLinks en de SP, die het ongepast vonden de Israëlische militaire economie te spekken met een miljoenenorder.

Voor een klein land als Israël is wapenexport essentieel; ondanks een torenhoog defensiebudget kan de industrie van alleen Israëlische orders niet bestaan. De afgelopen decennia is dan ook alles op alles gezet om internationale orders te verwerven. Berucht zijn leveranties aan het Zuid-Afrikaanse apartheidsbewind en aan Rwanda tijdens de genocide in 1994 tot verkopen aan de militaire dictatuur van Myanmar en het door oorlog verscheurde Zuid-Soedan. Vorig jaar bleek de slagkracht van Azerbeidzjan in de oorlog met Armenië om Nagorno-Karabach in belangrijke mate bepaald door Israëlische drones en andere wapens.

Dergelijke orders, net als die van ‘fatsoenlijke’ landen als Nederland, hebben Israël gemaakt tot een van

’s werelds grootste exporteurs. Afgezet tegen de omvang van de bevolking is er waarschijnlijk geen land dat per inwoner meer aan de wapenhandel verdient.

Het is opmerkelijk dat dergelijke aankopen zelden tot ophef leiden in het publieke debat. Kennelijk voelt het niet ongemakkelijk dat we ons leger uitrusten met materiaal dat pas de internationale markt op komt nadat het eerst in de door Israël bezette Palestijnse gebieden op de bevolking daar is getest. Zo prijst Elbit de vorige maand bestelde boordcomputers in een verkoopbrochure aan als ‘fully battle-proven’. Miljoenen Palestijnen wonen in de proeftuin van Elbit en andere Israëlische wapenbedrijven. In 2013 pijnlijk vastgelegd in de Israëlische documentaire The Lab. Het materiaal dat als ‘fully battle-proven’ wordt aangeprezen wordt overigens even gemakkelijk aan dictaturen en oorlogshitsers verkocht.

Met de verkiezingen in aantocht zou het goed zijn als partijen zich uitspreken over de rol van Nederland in het ondersteunen van een wapen­bedrijf wiens bedrijfsmodel is gebaseerd op de bezetting en repressie van een gehele bevolking. Waar ­Nederland misschien maar een beperkte rol heeft in het helpen beëindigen van het conflict, kan het heel eenvoudig een sterk signaal afgeven door niet langer militair materieel te kopen dat is ontwikkeld ten koste van Palestijnen die snakken naar vrede en vrijheid.

Jan Pronk is oud-minister van Ontwikkelingssamenwerking en oud-minister van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Laurens Jan Brinkhorst is oud-minister van Economische Zaken en oud-minister van Landbouw.
Koos van Dam is voormalig ambassadeur in Irak, Egypte, Turkije, Duitsland en Indonesië.
De auteurs zijn lid van de Raad van Advies van The Rights Forum

Bron: De Volkskrant